donderdag 10 november 2011

Het einde van de bibliotheek, ook van het archief?

Vandaag woonde ik in Amsterdam het boeiende afscheidscollege bij van Prof. John Mackenzie Owen. Hij blikte terug naar hoe hij al in 1983 het einde van de wetenschappelijke bibliotheek verwachtte. Hij illustreerde dat destijds aan de hand van de computer van de toekomst. Daarin zouden teksten worden opgeslagen, waarin we gericht zouden kunnen zoeken. Die computer zou ook beeld, muziek en zelfs film bevatten. Het liefst zag hij dit alles gepresenteerd op een beeldscherm met de grootte van een notitieblok (de iPad!!). Hij realiseerde zich toen niet welke rol het netwerk en vooral het internet zou gaan spelen. Ook voorzag hij niet hoe het gedrag van mensen die gebruik maken van de moderne informatietechnologie  zou veranderen. Dat is, zo stelde hij vanmiddag, de echte revolutie. Zoekvaardigheden die ooit alleen te vinden waren bij bibliothecarissen, archivarissen en literatuuronderzoekers, zijn nu algemeen geworden.
Terecht constateert  Mackenzie Owen dat de wetenschappelijke bibliotheek van 1983 ter ziele is. Alleen het gebouw staat er nog. Onze informatie vinden we online en niet daar. De studenten die er komen, zoeken de rust, een plek waar ze zich kunnen concentreren, een plek ook voor sociaal contact en overleg. Maar daar is geen kostbaar gebouw voor nodig. Dat doet me denken aan een initiatief dat momenteel in Amersfoort wordt ontplooid waarbij openbare bibliotheek en wijkcentrum worden gecombineerd. Zo ontstaat een nieuwe ruimte voor ontmoeting en studie. Dat kun je natuurlijk bibliotheek noemen, maar dat is het niet!
Kijk ik naar de archiefwereld, dan zie ik tot op zekere hoogte een analoge ontwikkeling. Belangrijk verschil is alleen dat we in onze archieven te maken hebben met vele kilometers unica. Er blijft dus nog tot in lengte van jaren behoefte aan plaatsen waar je die kunt inzien, want digitalisering van alles is de komende jaren nog onbetaalbaar. Maar de virtuele studiezaal zal de boventoon voeren.
Wat de vaardigheden van onze onderzoekers betreft: tot nu toe zijn wij nodig als intermediair, maar zodra bronnen online zijn, is het ons publiek dat zich daarover ontfermt en zorgt voor transcriptie, tagging en ga zo maar door. Belangrijke rol voor de archivaris blijft het duurzaam beschikbaar houden van deze digitale bronnen, het zorgen voor goede context en het waarborgen van authenticiteit.


2 opmerkingen:

  1. Fred, wat is spannend aan dit verhaal van John Mackenzie Owen vind is de 'taakverschuiving' het verplaatsen van het specialisme van de ene organisatie (de wetenschappelijke bibliotheek) naar andere plekken in de samenleving. De oorspronkelijke taak van de wetenschappelijke bibliotheek 'verwerven, beheren en beschikbaar stellen van wetenschappelijke publicaties' is niet verdwenen. Alleen nu anders ingericht, beheren en beschikbaar stellen wordt gedaan door uitgevers of door auteurs zelf. Verwerven en beheren doet de onderzoeker. Ik leg natuurlijk meteen de link naar competenties. De wetenschappelijk bibliothecaris hoeft niet meer te beschikken over de competenties voor beheren en beschikbaar stellen. De applicatiebeheerder bij de uitgever voortaan wel. Spannend!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De vraag is ook voor archieven actueel in die zin dat het maar de vraag blijft of wij straks alle archieven in ons "bezit" of "beheer" hebben. In die zin kan het archief zich ook gaan verspreiden en alleen nog maar virtueel benaderd worden.
    Ook spannend! :)

    BeantwoordenVerwijderen