woensdag 3 oktober 2012

82e Deutscher Archivtag (2): het belang van familiearchieven


Tijdens de Deutscher Archivtag vergaderen de verschillende Fachgruppen van de Duitse archivarissenvereniging, daaronder is ook de Fachgruppe Herrschafts- und Familienarchive. Die boden mij een kijkje in de werkzaamheden van hun leden. Een aantal van hen is als archivaris werkzaam voor adellijke families die destijds regeringsmacht uitoefenden en nog steeds zelf hun archieven beheren. Zo is de versnippering van Duitsland in verschillende staten in het Duitse archieflandschap nog steeds terug te zien. Voor de bestudering van de geschiedenis van verschillende regio's en zelfs deelstaten zijn deze archieven onontbeerlijk. Probleem is dat het beheer van deze archieven steeds meer te wensen overlaat. Oudere adellijke generaties beschouwden het als een erezaak om hun archief in goede staat te houden en het open te stellen voor het publiek. Een nieuwe generatie denkt daar anders over. Zij ziet het archief als een kostenpost waarop bezuinigd kan worden. Tijdens het congres gingen daarom stemmen op om ervoor te pleiten dat deze adelsarchieven worden ondergebracht bij de staatsarchieven. Probleem is dan wel weer, dat het in sommige regio's om wel heel veel archieven gaat. Münster zou zich bijvoorbeeld om 100 archieven moeten bekommeren!
Ik realiseer me dat we in Gelderland al anderhalve eeuw adelsarchieven opnemen. De toegankelijkheid van deze bestanden bezorgt ons nog wel hoofdbrekens, maar voor het nageslacht blijven deze archieven in ieder geval behouden.

In Nederland is het, sinds we kennis hebben gemaakt met 23 archiefdingen, bijna niet meer voor te stellen dat er nog veel tijd wordt ingeruimd om te discussiëren over de zin van het gebruik van de nieuwe media. Maar dat gebeurde in Keulen heel uitgebreid in een gecombineerde sessie voor de genoemde archivarissen van familiearchieven en die van bedrijfsarchieven. Een meerderheid van de daarbij aanwezigen zette grote vraagtekens bij het gebruik van vooral facebook. Email vinden zij handig, maar waarom tijd besteden aan facebook, youtube en twitter? Sommigen spraken zelfs over de facebook-generatie en verwachtten dat dit wel weer zou overwaaien. Gelukkig waren er ook enkele collega's die ervoor pleitten facebook en andere media in te zetten als onderdeel van de archiefcommunicatie. Iemand maakte daarbij de opmerking dat je nog een stap verder zou kunnen gaan en gebruik zou kunnen maken van de kennis van klanten, van crowdsourcing. Hij leek een roepende in de woestijn…
Thuis gaan dingen mij niet altijd snel genoeg, maar tijdens deze bijeenkomst heb ik dat allemaal gerelativeerd. Zaken die we in Arnhem al heel gewoon vinden, worden in delen van de Duitse archiefwereld nog als heel nieuw gezien. Dat ik een van de weinigen was die tijdens het congres digitaal aantekeningen maakte, past bij dit beeld. Maar.... je moet natuurlijk altijd oppassen met het trekken van conclusies!

82e Deutscher Archivtag (1): historici versus archivarissen


Vorige week nam ik in Keulen deel aan de Deutscher Archivtag, het congres van de Duitse vereniging van archivarissen, de VDA. Tijdens de opening van dit congres sprak de Oberbürgermeister van Keulen een dankwoord uit voor alle steun ondervonden sinds de instorting van het Historisches Archiv. Hij meldde dat uiteindelijk 95% van de stukken is gered. Maar een bijzonder grote krachtsinspanning moet nog volgen om deze stukken weer beschikbaar te krijgen voor het publiek. Naar schatting zijn daar 6000 mensjaren mee gemoeid. De verwachting is dat het nog zo'n 35 jaar zal duren voor dit karwei voltooid zal zijn. Ik heb dan ook veel respect voor stadsarchivaris Bettina Schmidt-Czaia, die aan dit enorme project leiding geeft en bovendien het Historisches Archiv naar nieuwbouw leidt.

Het Duitse congres biedt altijd de gelegenheid voor interessante ontmoetingen met collega's. Zo sprak ik met Istvan Kenyeres, adjunct-directeur van het stadsarchief van Boedapest over het Hongaarse initiatief om de Handleiding van onze Muller, Feith en Fruin te vertalen. Dit past in een streven om de belangrijkste archivistische literatuur in het Hongaars uit te geven. Ander onderwerp was de fusie van de archieven van de komitaten (provincies) met het Hongaarse Nationaal Archief. Die fusie is min of meer gedwongen tot stand gekomen: de provincies waren niet langer in staat deze archieven te bekostigen en de staat wilde alleen de helpende hand bieden als het tot een fusie zou komen. Het doel is efficiency, maar Kenyeres vreest een verdere achteruitgang van de dienstverlening. De kwestie van de archieven van de Hongaarse geheime dienst, die internationaal zoveel beroering wekte, is overigens met een sisser afgelopen. Het kabinet is onlangs gevallen en alles blijft nu bij het oude.

Met enkele Duitse congresgangers sprak ik over de relatie tussen archivarissen en historici. Zij klaagden er over dat historici het heel gewoon vinden, ja het ook verwachten, dat archivarissen de Duitse Historikertag bezoeken, terwijl andersom historici nooit deelnemen aan het Duitse archiefcongres. Historici zijn van mening, zo stelden zij, dat het beleid van archieven door hèn bepaald moet worden. Deze wetenschappers vinden dat zij degenen zijn  die aangeven welke bronnen bij voorrang ontsloten moeten worden en op welk niveau dit moet gebeuren. Zij vinden het dan ook niet meer dan normaal dat archivarissen bij hun bijeenkomsten hun oor te luister leggen en dus acte de présence geven.
Bij dit beeld past de lezing die werd gegeven door Sigrun Eckelmann van de Deutsche
 Forschungsgemeinschaft. Zij beschreef de ontwikkeling van digitale onderzoeks-
omgevingen als een initiatief en verantwoordelijkheid van de wetenschap. Archivarissen spelen daarbij volgens haar een ondersteunende rol. Ik realiseer me dat de situatie in Nederland volledig anders is. Archiefinstellingen formuleren hun eigen beleid en bepalen zelf wat zij ontsluiten en wat zij online plaatsen, vanuit een houding die nog steeds heel aanbod gericht is. Ik neem van het Duitse congres in ieder geval mee dat we nu eens echt werk moeten maken van het gesprek met onze gebruikers, de wetenschappers in het bijzonder, zodat er straks een virtuele onderzoeksruimte tot stand komt die echt aanslaat! Daarbij kunnen we dan bovendien een enquête meenemen dat in Zwitserland is gehouden onder gebruikers van archiefwebsites. Zoals was te verwachten kan voor een meerderheid van de ondervraagden het digitale aanbod niet groot genoeg zijn. Wel plaatste onderzoekster Annkristin Schlichte de kanttekening dat voor de wetenschappelijke onderzoekers onder de geënquêteerden digitaliseren van bronnen volstrekt geen "must" is, zij gebruiken nog altijd graag de originele bronnen.

woensdag 29 augustus 2012

Congres International Council on Archives

In de week van 20-25 augustus nam ik in het Australische Brisbane deel aan het vierjaarlijkse congres van de International Council on Archives. Het programma had als thema's duurzaamheid, vertrouwen en en identiteit.
Ik was onder de indruk van de keynotelezingen van de Australiërs Michael Carden en Andrew Waugh die uitlegden hoe zij nu alweer enkele jaren werken met een digitaal depot. Belangrijke tip die zij meegaven was: beperk je niet tot de duurzame opslag, maar neem waardering, selectie en beschikbaarstelling mee, aandacht dus voor het gehele proces. Ook wezen zij er op dat het uit oogpunt van marketing slim is om niet alleen een e-depot aan te bieden voor records die blijvend behouden moeten worden, maar ook voor tijdelijk te bewaren bestanden. Dan is de investering voor de archiefvormer veel interessanter.
Heel boeiend vond ik een presentatie door Rebecca Stubbs. Zij is verbonden aan het Australian Institute of Aboriginal and Torres Strait Islander Studies (AIATSIS) als manager van de Family history unit. Rebecca liet ons kennis maken met het National Link Up Program voor aboriginals. In de twintigste eeuw zijn vele duizenden kinderen gedwongen weggehaald uit aboriginal families en geadopteerd door witte westerse Australiërs. Zij worden de Lost Generations genoemd. Dit programma helpt deze mensen om hun familie terug te vinden. Archiefonderzoek is een belangrijk onderdeel van deze zoektocht.
Rebecca Stubbs is zelf de dochter van een aboriginal vrouw. Haar moeder kwam er pas op haar 31e achter wie haar ouders waren. Het team waaraan zij leiding geeft bestaat voornamelijk uit medewerkers die net als zijzelf van nabij de tragiek van de Lost Generations kennen. Zij staan dan ook dicht bij de aboriginal bevolkingsgroep en genieten hun vertrouwen.

De lezing van de Australische hoogleraar Mitchell Whitelaw stemde tot nadenken. Hij wees er op dat we op onze sites nog steeds via een beperkte route toegang bieden: Search, het in te vullen zoekveld, is nog steeds zaligmakend. Hij brak een lans voor een andere wijze van aanbieden van informatie, via wat hij noemt generous interfaces. Daaronder verstaat hij onder andere het laten browsen door zichtbare content.

De crisis deed zich ook tijdens dit archiefcongres voelen. Het aantal deelnemers kwam maar net boven de duizend uit, en dat is in vergelijking met eerdere congressen laag. Ook moest er een fors beroep worden gedaan op sponsors. Dat leidde ertoe dat de keynotelezingen op de eerste congresdag werden beheerst door ancestry.com, de hoofdsponsor van het congres. Ancestry verdient geld met het wereldwijd tegen betaling aanbieden van scans en indexen van genealogische bronnen.
Deze genealogie-multinational liet sprekers aan het woord die de loftrompet staken over dit bedrijf. Ik begrijp dat zonder Ancestry het congres in een lastig financieel parket was gekomen, maar met deze presentaties had ik grote moeite. Vooral ook omdat het werk van Ancestry op deze manier min of meer een ICA-keurmerk meekreeg, ook al was dit niet de bedoeling van de organisatoren. Onder de sprekers voor Ancestry was Caroline Kimbell van het staatsarchief van New South Wales. Zij legde uit dat dankzij de samenwerking met Ancestry bronnen in haar archief gedigitaliseerd kunnen worden. Dat betekent wèl dat die bronnen online alleen via Ancestry tegen betaling te raadplegen zijn. Dat vond zij geen probleem, omdat diezelfde bronnen nog steeds in de studiezaal van het archief kosteloos ter inzage zijn. Persoonlijk voel ik niets voor deze keuze. Ik zie het internet als de plek waar wij in toenemende mate ons publiek bedienen: een verschuiving dus van fysieke naar virtuele studiezaal. Onze bronnen wil ik daar kosteloos aanbieden.

Tot zover een korte terugblik op Brisbane. Een groot aantal van de gehouden lezingen zijn terug te vinden op de congreswebsite.

woensdag 20 juni 2012

Winstgevend erfgoed?

Afgelopen vrijdag nam ik deel aan de Gelderse Erfgoeddag in Elburg. Die had als thema Ondernemend met Erfgoed. Ik werd dankzij de lezingen en workshops aangezet tot nadenken over hoe ondernemend het Gelders Archief is, maar ook over de vraag hoe ondernemend kàn en màg een archief zijn?

Een archief levert primair producten die geen geld opleveren, hooguit een vergoeding voor gemaakte kosten.Op grond van de Archiefwet bieden we toegang tot archieven en dat doen we zonder daar geld voor te vragen. Dat is terecht, archieven zijn openbaar en ter inzage voor iedereen, zonder financiële belemmeringen. Bijproducten kunnen iets opleveren, maar ook dan blijven we in de sfeer van een vergoeding van kosten. Dit alles staat haaks op enkele noties die Joep Firet van MKB Winstpunt ons meegaf: ondernemen in het MKB betekent onder andere risico nemen en op gevoel handelen. Als ik voortaan zo te werk ga, dan zal mij dat niet in in dank worden afgenomen door de overheden voor wie het Gelders Archief werkt. We ontvangen onze lumpsum met een duidelijk doel: archiefbeheer. Niet om risicovol in te zetten, ook al gloort er mogelijk winst aan de einder!
Maar cultureel ondernemen kan ook het Gelders Archief: streven naar het bereiken van een breed publiek,  het in de hand houden van de kosten en het werven van externe gelden. Ook samenwerken hoort daarbij met als doel grotere efficiency en meer effectiviteit. Die samenwerking hebben we onlangs verdiept door het oprichten, samen met de stichting Gelders Erfgoed, van de coöperatie Erfgoed Gelderland.
Ik vind dat je in de beoordeling van dit ondernemerschap mee moet nemen wat het effect van onze instelling is op de wereld om ons heen. Nog afgezien van de waarde van een archiefinstelling voor de democratie (hoe kapitaliseer je dat?) draagt een archief ook bij aan het welzijn van mensen, direct doordat zij met onze bronnen als hun erfgoed in aanraking komen, indirect doordat zij de boeken en artikelen van historici lezen die teruggaan op diezelfde bronnen. Ook hier hangt geen prijskaartje aan, maar waardevol is het wel. En dan heb ik het nog niet over het bedrijfsleven dat in de toekomst veel meer dan nu zijn goed kan doen met wat wij in huis hebben. Het Gelders Archief beschikt immers over vele miljoenen data, die op termijn 'open' beschikbaar zullen zijn voor hergebruik. Een 'app' die daar iets mee doet is snel gemaakt! Dergelijk commercieel gebruik laat ik met alle plezier over aan de markt. Zo lever ik indirect een bijdrage aan economische bedrijvigheid.

Tenslotte, de verschillende overheden dringen er bij de culturele sector op aan, om buiten de overheidssubsidies andere financiering te vinden. "Het moet afgelopen zijn met het overheidsinfuus" zei Zijlstra vorig jaar. Als je zonder overheidssubsidie kunt bestaan is dat natuurlijk mooi. Alleen, hier wordt de overheid toch wel erg gezien als staande tegenover de maatschappij. Terwijl de overheid haar betekenis ontleent aan een handelen namens de gemeenschap, aan het behartigen van onze belangen, inclusief die op cultureel gebied. Natuurlijk, als de middelen afnemen, dan moet de tering naar de nering worden gezet. Maar niet vanuit de gedachte dat de sector ten onrechte aanklopt bij de overheid en dat dit nu maar eens afgelopen moet zijn.

zaterdag 26 mei 2012

Internationaal Archiefsymposium in Luxemburg

Donderdag en vrijdag (24-25 mei) nam ik deel aan een jaarlijks terugkerend symposium van Luxemburgse, Duitse, Belgische en Nederlandse archivarissen, dit keer in Luxemburg Stad en met als thema grensoverschrijdende migratie en archieven. Het was een nuttige bijeenkomst. De lezingen vond ik niet alle interessant, maar zoals dat zo vaak gaat, de gesprekken in de wandelgangen waren des te boeiender.
Aardig vond ik hoe de Luxemburger Denis Scuto in ging op de bronnen die je gebruikt voor migratieonderzoek. Als je aan de hand van die bronnen een individuele migrant een identiteit wilt geven, dan wordt die identiteit eigenlijk volledig bepaald door de bron of bronnen die beschikbaar zijn. Minstens zo bepalend daarbij is de hand van de beambte die op formulieren aantekeningen over een migrant maakte. We zien de migrant door de ogen van de toenmalige administratie en daarbinnen door de ogen van de noterende ambtenaar. Scuto gaf ons mee om ons goed te realiseren dat de bronnen die we beheren een administratieve en politieke context hebben. Dat zijn noties die ik ken, maar waar ik mij niet altijd van bewust ben.

De commotie in Nederland rond de samenwerking met de Mormonen bleek ook tot collega's over de grens te zijn doorgedrongen. In België staat die samenwerking volstrekt niet ter discussie. Daar wordt gewerkt met een overeenkomst die door het Rijksarchief namens de federale overheid is gesloten met de Mormonen en die de samenwerking bevordert. In Duitsland wordt er door de overheden bij de archieven op aangedrongen om vooral zaken te doen met de Mormonen. Het is immers de goedkoopste manier om bestanden te digitaliseren.
Er was zelfs een collega die mij uitlegde dat het posthuum dopen toch echt geen probleem oplevert, immers, de ziel van de overledene kan de doop gewoon weigeren. Mijn reactie luidde dat voor mij dit religieuze detail niet terzake doet, ik moet gewoon handelen op grond van wet- en regelgeving. Als iemand bezwaar maakt tegen dergelijke dopen, dan moet diegene bij de Mormonen zijn of zich desnoods bij de rechter vervoegen.

Ik kreeg regelmatig de vraag voorgelegd hoe ik aankijk tegen de fusie van Koninklijke Bibliotheek en Nationaal Archief. Ik heb daarop geantwoord dat die fusie voordelen biedt voor de ontwikkeling van het landelijke digitale depot, maar dat ik daarnaast wel grote zorg heb om de uitwerking van deze fusie. De Koninklijke Bibliotheek is een relatief heel grote partner, en voor je het weet worden archiefbelangen op het directieniveau ondergeschikt gemaakt aan die van de bibliotheek. Zeker als je bedenkt dat de algemeen rijksarchivaris/directeur Nationaal Archief straks waarschijnlijk ondergeschikt zal zijn aan een nieuwe algemeen directeur; dat is immers wat ik uit het Historisch Nieuwsblad opmaak. Bovendien, de algemeen rijksarchivaris heeft in het bestel een belangrijke, autonome rol. De vraag is hoe die straks wordt waargemaakt binnen de nieuwe organisatie. Het kan goed uitpakken, nog even het voordeel van de twijfel, maar het kan ook volledig mis gaan.
De Belgen zullen in ieder geval de Nederlandse ontwikkelingen op de voet volgen, want het Nederlandse voorbeeld heeft inmiddels tot Belgische navolging geleid. In 2017 fuseren het Rijksarchief en de Koninklijke Bibliotheek, onder de naam Pool Documentatie. Dat zal een grotere impact hebben dan in Nederland, want het Rijksarchief omvat óók de rijksarchieven in de provincies. Overigens hebben onze zuiderburen nog andere problemen, de Vlamingen althans. Hun in 2010 ten doop gehouden archiefdecreet is gedeeltelijk vernietigd, vooral omdat onvoldoende rekening was gehouden met de rol van de federale overheid. Anders dan de Vlaamse overheid wilde, blijft het toezicht op de lokale en regionale archieven bij de algemeen rijksarchivaris.
Al met al was het een informatieve bijeenkomst!

vrijdag 27 april 2012

Zweedse archieven


Gisteren had ik de eer om keynote speaker te zijn tijdens het congres dat de Zweedse verenigingen van archivarissen Svenska Arkivsamfundet en Arkivrådet AAS organiseerden ter gelegenheid van respectievelijk hun 60-jarig en 30-jarig jubileum. Als voorzitter van de KVAN was mij gevraagd om in te gaan op onze 120-jarige geschiedenis. Zo realiseerde ik mij opnieuw hoe belangrijk  Muller, Feith en Fruin zijn geweest voor de archivistiek. Zij noteerden immers als eersten, in hun Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven, de basisprincipes voor ons vak, zoals  het respect de fonds en het respect voor de oude orde. De Zweden gaven mij, als vertegenwoordiger van de vereniging van de Handleiding, een bijzonder gevoel van trots.

Tijdens het congres was er volop gelegenheid voor gesprekken met Zweedse collega's. Rijksarchivaris Björn Jordell vertelde mij hoe de laatste jaren de Zweedse staatsarchieven een ontwikkeling hebben doorgemaakt die tegenovergesteld is aan die in Nederland. Hier zijn de rijksarchieven in de provincies opgegaan in zelfstandige regionaal historische centra, daar zijn de provinciale archieven uit oogpunt van efficiency  gefuseerd met het Nationaal Archief tot een landelijke archiefdienst onder zijn leiding met meer dan 600 medewerkers. Diezelfde efficiency was overigens ook een van de redenen voor de fusie in Nederland van gemeentelijke en rijksarchieven tot regionaal historische centra. In Zweden is dus een andere route gekozen en bestaan de archieven van beide bestuurslagen nog steeds volledig naast elkaar.

Een van Jordell's medewerkers deed uit de doeken hoe het Nationaal Archief al in de jaren zeventig begon met de voorloper van hun e-depot, destijds nodig om data tapes te bewaren, tapes waarbij de metadata op papier werden meegeleverd. Het digitaal depot zo verzekerde hij mij, werkt inmiddels goed, niet alleen ten aanzien van het behoud, maar ook als het gaat om de toegankelijkheid van digitale bescheiden voor het publiek.

Ik ben mij er nooit van bewust geweest dat Zweden niet zoals wij in 1795 afscheid hebben genomen van het Ancien Regime. Zweedse archivarissen vertelden mij dat die overgang plaats vond in 1523, toen Gustaaf Wasa Zweden losmaakte van Denemarken. Sindsdien zijn er nooit breuken geweest in de bestuurscontinuïteit. Het Nationaal Archief kent een geschiedenis die terug gaat tot 1618, en de openbaarheid van overheidsinformatie werd al in 1766 bij wet geregeld! Omdat er na 1523 nooit een onderscheid is gemaakt tussen afgesloten, historische archieven, zoals in ons land gebeurde als gevolg van de Franse Revolutie, bestaat er ook geen wettelijk geregelde overbrenging van archieven. Meestal vind die overbrenging om praktische redenen plaats als de bewaarplaatsen van overheidsorganen vol raken. Voor het publiek is er geen onderscheid tussen al dan niet overgebrachte archieven. De vrijheid van informatie geldt voor alle archieven, waar zij ook berusten. Voor de Zweedse collega's is het records continuum ook geen concept van de laatste decennia, maar iets dat er altijd al was. In dat licht begrijp ik ook beter hoe de stad Stockholm het archief een sleutelrol gaf ten aanzien van de digitale bescheiden. Die worden na vorming direct in het digitale depot opgenomen en komen onder de verantwoordelijkheid van de stadsarchivaris. Toen ik in 2009 het Stadsarkiv bezocht, stond dit e-depot nog in de kinderschoenen, maar inmiddels zou het goed werken, niet in de laatste plaats dankzij de forse financiële impuls die het stadsbestuur daaraan gaf. Ik vertrok naar Zweden in het bewustzijn van de belangrijke rol van Nederland voor de ontwikkeling van het archiefwezen, maar ik keerde terug met de overtuiging dat de Zweden ons andersom ook veel te bieden hebben!

donderdag 29 maart 2012

Weimar; archieven en collecties in de oude fysieke context

Deze week vergaderde ik in Weimar enkele dagen met het ICA SPA steering committee. Daarbij kwam onder andere aan de orde, hoe de Universele Verklaring over Archieven zo goed mogelijk te promoten. Binnenkort wordt daarvoor een online register ingesteld, zodat iedereen die de verklaring wil onderschrijven, dat kan doen. Onderdeel van onze vergadering was een overleg met Michael Hollmann, de nieuwe Präsident van het Bundesarchiv, vergelijkbaar met onze algemene rijksarchivaris. Het ging daarbij vooral over de betrekkelijk geringe Duitse betrokkenheid bij de internationale archiefwereld. Hollmann sprak de wens uit dat dit zal veranderen. Er zijn immers onderwerpen genoeg waarvoor uitwisseling zinvol is.
In Weimar was ook aandacht voor de situatie van de archieven op de Marshalleilanden. Daar bevinden zich de bescheiden die betrekking hebben op de atoomproeven die daar in de jaren vijftig werden gehouden. Deze archieven zijn in bijzonder slechte staat, maar de regering van de eilanden heeft geen enkele mogelijkheid om daarin verbetering te brengen. Het is dan ook zeer de vraag of deze documenten behouden zullen blijven. Aandachtspunt dus voor de ICA.
Rond onze vergaderingen legden we bezoeken af aan verschillende archieven en bibliotheken  in Weimar. Daarbij viel mij op dat de afgelopen jaren kosten noch moeite zijn gespaard om voor deze instellingen goed geoutilleerde depots en leeszalen in te richten. Tijdens ons bezoek werd aan de uitbreiding van de archiefbewaarplaats van het Hauptstaatsarchiv nog gewerkt, evenals aan de verbouwing van het Goethe- und Schiller-Archiv. Ook werden we meegenomen naar de zolder van de Herzogin Anna Amalia Bibliothek. Daar is na de brand van 2004 een moderne leeszaal ingericht met een aanzienlijke omvang.
Uitbreidingsbehoefte, herstel na brand, het restaureren van een gebouw, dat zijn allemaal redenen, zo lijkt mij, om binnen dezelfde stad de handen ineen te slaan en samen te streven naar een gemeenschappelijk nieuw depot met studiezaal. Dat leidt immers tot een efficiëntere bedrijfsvoering en is ook voor bezoekers interessant. Een wetenschapper die in Weimar onderzoek doet naar Goethe wandelt nu als het tegen zit heen en weer tussen staatsarchief, stadsarchief, Anna Amalia Bibliothek, Goethe- und Schiller-Archiv en Goethe Nationalmuseum. Bij de prachtige nieuwe studiezalen is het bovendien de vraag hoe lang die in het digitale tijdperk hun functie behouden. Maar dat is in Weimar een gepasseerd station, de gebouwen zijn nagenoeg voltooid. Voor het beleven van het erfgoed in Weimar biedt dit dan weer wel het voordeel dat je de collecties ervaart in monumentale gebouwen die speciaal daarvoor zijn ingericht. Maar heel kostbaar is dat wel.

dinsdag 27 maart 2012

Industrie, ethiek en archieven: Topf & Söhne

Afgelopen zondag bezochten we met het ICA SPA-bestuur in Erfurt het terrein van de Topf fabriek. Daarvan bestaat alleen nog het kantoorgebouw. De machinefabriek Topf & Söhne werd in 1878 opgericht. Een van de specialiteiten was het produceren van vuilverbrandingsovens en van ovens voor crematoria. Hoewel de firma Topf weinig op had met de nazi's, traden de beide directeuren in 1933 toch toe tot de NSDAP, om op die manier het familiebedrijf te redden. Dit legde hen geen windeieren, de omzet en winst stegen vanaf dat moment fors. Vanaf 1939 richtte Topf voor de SS in de concentratiekampen crematoria in, te beginnen in Buchenwald. De firma produceerde daarvoor ovens, die het mogelijk maakten grote aantallen lijken in korte tijd te verbranden. Gedurende de oorlog werden op eigen initiatief van Topf deze ovens voortdurend "verbeterd". De medewerking die Topf gaf aan de nazi's was volkomen vrijwillig en leverde financieel niet al te veel op, hooguit 3 procent van de omzet was eraan gerelateerd.
Het voormalige Topf-kantoor is sinds 2011 ingericht als gedenkplaats. Daar wordt niet alleen ingegaan op de zwarte geschiedenis van Topf, maar via congressen, lezingen en bijzondere exposities wordt ook de aandacht gevestigd op ethisch kwesties waar bedrijven heden ten dage nog steeds mee te maken krijgen. In zijn opzet is dit museum uniek in Europa.
Het museum had zonder archieven niet kunnen bestaan. Het bedrijfsarchief van Topf was volkomen in de vergetelheid geraakt totdat het in 1993 in handen kwam van de Fransman Pressac, die de gedachte aanhing dat de holocaust een leugen was. Aan de hand van dit archief dacht hij zijn gelijk te kunnen bewijzen. Maar het tegendeel gebeurde, door kennis te nemen van het bedrijfsarchief, veranderde hij volledig van gedachten. Direct na zijn dood in 2003 lukte het Bernhard Post, onze gastheer en directeur van het Thüringisches Hauptstaatsarchiv in Weimar, om het Topfarchief in handen te krijgen. Zo kon het de basis worden voor de tentoonstelling op het oude fabrieksterrein.

zondag 25 maart 2012

Buchenwald en het belang van archieven

Vrijdag 23 maart ben ik afgereisd naar Weimar. Daar vergadert het bestuur van de sectie beroepsverenigingen van de International Council om Archives de komende week. Diezelfde avond bood Bernhard Post, directeur van het Thüringisches Hauptstaatsarchiv een kijkje in zijn archief. Indrukwekkend om kampregistratie van Buchenwald in handen te houden, even later een handschrift van Maarten Luther te zien en in een volgend depot het Bauhaus manifest met de handtekening van Gropius voorgeschoteld te krijgen. En dan heb ik het nog niet over de dossiers van de Oostduitse Volkspolizei met gegevens over vluchtelingen naar het westen. Bij alle digitalisering moeten we ruimte laten voor het beleven van de geschiedenis aan de hand van originelen, dat is me wel weer helemaal duidelijk!
Zaterdag nam onze Duitse collega ons mee naar de Wartburg, de plaats waar Luther in 1521 onderdook en de bijbel in het Duits vertaalde, maar ook de plaats waar de heilige Elisabeth van Thüringen verbleef, een naam die aan menige Nederlandse zorginstelling is verbonden.
's Middags togen we naar Buchenwald. De betekenis van archieven is voor deze gedenkplaats enorm. Die maken het mogelijk om gedetailleerd kennis te nemen van de donkere geschiedenis van deze plek. Archieven worden in Buchenwald nauwelijks bewaard, het archief van de gedenkplaats daargelaten. Wel is een uitgebreide collectie opgebouwd van persoonlijke getuigenissen en van films die zijn gemaakt van originelen elders. Heel heftig vond ik het om het crematorium binnen te gaan, de plaats waar duizenden lijken van nazi-slachtoffers werden verbrand. Onvoorstelbaar dat daar direct tegenover de kampdierentuin lag, bedoeld voor het Buchenwald personeel, dat bij de dieren al dan niet met hun kinderen ontspanning zocht. Uit de archieven blijkt dat de kampcommandant de zorg voor de dieren belangrijker vond, dan die voor de gevangenen. Uit diezelfde administratie komt naar voren dat aan voedsel voor de honden vijf keer meer werd uitgegeven dan aan het voeden van gevangenen... Tijdens onze rondleiding scheen de zon overvloedig en zongen de vogels. Ik vond dat een contrast met de werkelijkheid van toen, waarop onze begeleidster opmerkte, dacht u dat destijds de zon niet scheen, en de vogels ophielden met fluiten?

woensdag 15 februari 2012

Nieuwbouw Gelders Archief vordert!

Vorig jaar, op 11 november, startte de bouw van het nieuwe Gelders Archief aan de Westervoortsedijk in Arnhem. Inmiddels is begonnen met de vloer van de eerste verdieping. De bouw ligt goed op schema!
Vandaag bracht een delegatie van het Archief een bezoek aan de fabrikant van onze stellingen, BOMEFA in Kampen. Het was boeiend om te zien hoe uit een rol staal heuse stellingplanken worden gefabriceerd en vervolgens van de juiste kleur worden voorzien. Voor een deel is dat een geautomatiseerd proces, maar het is óók een proces dat om vakkundigheid vraagt.


Dit bezoek drukte mij met de neus op de feiten: we werken hard aan de realisering van een virtueel archief om onze internetbezoekers van dienst te zijn, maar daarnaast zullen er altijd vele kilometers papier blijven, die goed beheerd moeten worden.
Mensen van buiten ons vakgebied merken nogal eens op: dat archief van jou is zeker al helemaal digitaal, is zo'n groot nieuw depot eigenlijk wel nodig? Ze hebben geen weet van de enorme hoeveelheden papier bij ons en bij collega's elders die de komende jaren geen scanner zullen zien! Het is onbetaalbaar om volledig digitaal te gaan en bovendien: het papier dat we beheren, biedt voor alsnog een betere garantie voor duurzaamheid dan een e-depot. Uitgangspunt voor een goede online aanwezigheid van het Gelders Archief is voor mij de traditionele archiefbewaarplaats met zijn kilometers papieren archiefbescheiden. Maar, die moet dan wèl gekoppeld zijn aan goede procedures voor digitalisering, met aandacht voor de klantvraag. Als we dat niet goed regelen, dan beschikken we tegen het einde van dit jaar over een ultramoderne archiefbewaarplaats, maar dan raken de stukken die er liggen in de loop van de jaren in de vergetelheid. Want hoe trots ik ook ben op ons nieuwe gebouw, slechts 1 op de 31 bezoeken wordt anno 2012 nog in Arnhem afgelegd, de 30 andere bereiken ons alleen via de digitale snelweg!

dinsdag 24 januari 2012

NCDD Symposium Bouw een huis voor ons digitale geheugen

Vandaag bezocht ik een bijeenkomst van de Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid. Daarin zijn verenigd Nationaal Archief, Beeld en Geluid, DANS, KB en een bundeling van het culturele erfgoedveld. De NCDD streeft naar lange termijn toegangelijkheid van digitale objecten. Ik reisde af naar Den Haag om weer eens over de grenzen van het vakgebied heen te kijken en te zien wat er elders in de erfgoedwereld gebeurt op weg naar digitale duurzaamheid. De bijeenkomst viel mij tegen, maar dat zal aan mijn verwachting hebben gelegen; ik had inspirerende nieuwe ideeën verwacht, maar het was vooral het op een rijtje zetten van wat ik al weet. Het symposium had nu voor mij de functie van een bevestiging dat we op de goede weg te zijn met de ontwikkeling van een gemeenschappelijk e-depot door de Regionaal Historische Centra en het Nationaal Archief. Op veel vragen die vandaag aan de orde kwamen zijn wij al bezig de antwoorden te formuleren en dat niet alleen, binnen afzienbare tijd kunnen we ook echt aan de slag met het digitale depot. Bovendien, en dan denk ik aan de nieuwbouw van het Gelders Archief, zijn we in Arnhem straks ook goed geoutilleerd om een provinciale variant van dit depot te laten werken. Ik zou heel graag in 2013 zowel de deuren van ons fysieke depot openen als die van ons e-depot... maar of dit lukt... Hard nodig is dat wèl, want de eerste digital born documenten bereiken ons op dit moment van couturiers die in het kader van het project Modekern Arnhem ook hun digitale ontwerpen met bijbehorende applicatie willen overdragen.
Terug naar het landelijke initiatief. In 2010 ondertekende de archiefsector in het kader van de NCDD de Archief Coalitie Digitale Duurzaamheid, met als doel de totstandkoming van gemeenschappelijke e-depotvoorzieningen. Dan moet er nog wel iets gebeuren, want op dit moment gaan Rotterdam, Amsterdam en en RHC's/NA zover ik kan zien nog hun eigen weg, en dat was niet wat we voor ogen hadden toen we in 2010 onze handtekeningen zetten! En dat is pas het archiefveld. Voor de hele breedte van de Nationale Coalitie is er nog een veel langere weg te gaan. Maar dat die gegaan moet worden, staat voor mij vast, alleen dan kan de hoogste efficiency en kwaliteit worden bereikt. Goed dus dat de NCDD er is.